Het verhaal van Noach en de Ark
door abubakkernl
Gebaseerd op de soera’s Al A’raf (7), Hoed (11), Al Moe’minoen (23) en Noeh (71)
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle. Waarlijk, jullie Heer is God, die de hemelen en de aarde in zes dagen heeft geschapen. Daarna zette Hij zich op de Troon. Hij laat de nacht de dag bedekken, die hem haastig volgt en de zon, de maan en de sterren doen wat Hij wil. Hij is het die schept en beveelt. Geprezen zij God, de Heer der Werelden. Roep jullie Heer bescheiden en zachtmoedig aan. Waarlijk, Hij houdt niet van mensen die onrecht plegen. En maak de aarde niet lelijk nadat die zo goed is gemaakt en aanbid God met vrees en hoop. Waarlijk, Gods barmhartigheid is dichtbij degenen die goed doen. En God is degene die de winden stuurt als brengers van het goede nieuws van Zijn barmhartigheid, wanneer zij zware wolken voortdrijven naar een dorre streek, waarna Hij daaruit regen laat vallen zodat er allerlei soorten vruchten kunnen groeien. Zo maakt God wat dood is levend. Hopelijk laten jullie je waarschuwen. En het vruchtbare land brengt gewassen voort met toestemming van zijn Heer. En het land dat onvruchtbaar is brengt bijna niets voort. Zo waarschuwt God een volk dat dankbaar is. (7:54-58)
Waarlijk, Wij zonden Noach tot zijn volk en hij zei: O mijn volk, aanbid God, er is voor jullie geen god dan Hij. Waarlijk, ik vrees voor jullie de bestraffing van een geweldige Dag. (7:59) Hij zal jullie een deel van jullie zonden vergeven en jullie nog een kans geven; waarlijk, de straf van God kan niet worden uitgesteld, wisten jullie dat maar! (71:4)
De leiders van zijn volk zeiden: Wij denken dat jij in de war bent. Noach zei: O mijn volk, ik ben niet in de war, maar ik ben een Boodschapper van de Heer der Werelden. Ik geef jullie een boodschap van mijn Heer en ik geef jullie raad en ik weet over God wat jullie niet weten. En hopelijk zullen jullie begenadigd worden. (7:60-63)
En hij zei: Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en nacht geroepen, maar zij lopen hard weg als ik ze waarschuw. En telkens wanneer ik hen riep stopten zij hun vingers in hun oren en bedekten zich met hun kleren. Zij wilden niet luisteren en zij spotten met mij. Toen riep ik hen bij elkaar en sprak met hen en verried niet hun geheimen. En ik zei: Vraag jullie Heer om vergiffenis, want Hij is degene die graag vergeving schenkt. Hij zal jullie regen in overvloed brengen. Hij zal jullie rijkdommen en kinderen vermeerderen en Hij zal jullie tuinen en rivieren schenken. Wat is er met jullie aan de hand dat jullie de wijsheid van God niet willen horen, terwijl hij jullie toch stuk voor stuk heeft geschapen? Hebben jullie er nooit over nagedacht hoe God de zeven hemelen schiep? Hij heeft de maan daarin als licht geplaatst en de zon als een stralende lamp! En God heeft jullie gemaakt van aarde. Hij zal jullie weer tot aarde maken en jullie daaruit opnieuw tevoorschijn laten komen. En God heeft de aarde voor jullie uitgespreid, zodat jullie haar over brede wegen en door diepe dalen kunnen doorkruisen. (71:5-20)
Noach zei: Mijn Heer, zij luisteren niet naar mij, maar volgen iemand wiens rijkdom en kinderen hem slechts onheil zullen brengen. En zij hebben een vreselijk plan gesmeed. En zij zeggen tegen elkaar: Verlaat jullie goden nooit. Verlaat Wadd noch Soewa, Jaghoeth, Jauq noch Nasr. En zij lieten velen dwalen, en Gij zorgt er slechts voor dat de ondankbaren in aantal toenemen. (71:21-24)
Toen zeiden de ondankbare leiders tegen hun volk: Noach is maar een mens zoals jullie. Hij wil beter zijn dan jullie. En als God het gewild had, zou Hij engelen hebben gestuurd. Wij hebben hierover van onze voorouders nog nooit gehoord. Hij is maar een gek, wacht daarom maar af. (23:24-25)
Zij zeiden: O Noach, je hebt met ons getwist, en je hebt lang met ons getwist, laat dan gebeuren waar jij ons voor gewaarschuwd hebt als jij iemand bent die de waarheid spreekt. Hij zei: Waarlijk, God zal het laten gebeuren als Hij wil. En jullie zullen er niet aan kunnen ontkomen. En mijn raad baat jullie niet, zelfs als ik jullie raad zou willen geven, als God jullie wil doen dwalen. Hij is jullie Heer en tot Hem zullen jullie terugkeren. (11:32-34) Zij zeiden: Als jij niet ophoudt, o Noach, zullen wij jou zeker doden. (26:116) Noach zei: O mijn Heer, help mij, want zij bespotten mij. Toen zei God tegen Noach: Bouw onder Ons toezicht en volgens Onze aanwijzing een schip. En als Ons bevel komt en de oven overkookt, ga dan aan boord met van ieder levend wezen twee, in paren, en met jouw mensen, behalve degenen voor wie Wij je hebben gewaarschuwd. En klaag niet over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij zullen verdrinken. Wanneer jij en je mensen met jou aan boord van het schip zijn gegaan, zeg dan: Geloofd zij God die ons bevrijd heeft van het onrechtvaardige volk. En zeg: O mijn Heer, breng mij naar een gezegende haven. En Gij bent het die de beste havens maakt. (23:26-29) En hij bouwde het schip en telkens wanneer de leiders van zijn volk voorbij kwamen, bespotten zij hem. Hij zei: Als jullie mij bespotten, dan zullen wij jullie later bespotten zoals jullie ons nu bespotten. Jullie zullen wel zien wie een beschamende straf zal krijgen. En zij zullen voor eeuwig gestraft worden. (11:38-39)
Zij luisterden niet naar hem. Toen redden Wij hem en degenen die met hem in het schip waren. En Wij verdronken de mensen die Onze waarschuwingen niet wilden horen. Waarlijk, zij waren een blind volk. (7:64)
Toen Ons bevel kwam en de oven overkookte, zeiden Wij: Vul het schip met twee van elke soort, in paren, en met jouw mensen, behalve degenen voor wie wij je hebben gewaarschuwd, en met degenen die je geloofden, maar niemand geloofde hem, behalve enkelen. En Noach zei: Ga aan boord, in de naam van God vaart het schip haar koers en gaat het voor anker. Waarlijk, mijn Heer is zeker vergevensgezind, vol van genade. (11:40-41) Toen openden Wij de poorten van de hemel voor het stromende water. En Wij doorboorden de aarde met bronnen, waardoor de wateren elkander ontmoetten volgens een vastgesteld plan. (54:11-12)
En het schip voer met hen uit op golven zo hoog als bergen, en Noach riep tot zijn zoon die achterbleef: O mijn zoon, kom bij ons aan boord en behoor niet tot de ondankbaren. Hij zei: Ik zal een schuilplaats zoeken in de bergen die mij tegen het water zal beschermen. Maar Noach zei: Op deze dag is er geen bescherming tegen Gods bevel, behalve voor wie Hij begenadigt. En de golven scheidden hen en hij behoorde tot degenen die verdronken. (11:42-43)
En er werd gezegd: O aarde, slik je water in, en: O hemel, droog op. En het water trok zich terug. En het bevel was volbracht. En het schip ging voor anker bij de berg Djoedie. En er werd gezegd: Weg met het volk dat onrecht pleegt. (11:44)
Noach riep zijn Heer en zei: O mijn Heer, mijn zoon behoort tot mijn mensen. Maar God zei: O Noach! Waarlijk, hij behoort niet tot jouw mensen omdat zijn daden niet goed zijn, dus vraag mij niet waarover jij niets weet. Ik waarschuw je zodat je niet tot de onwetenden behoort. Noach zei: Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht bij U om niet te vragen waarover ik niets weet. En indien Gij mij niet vergeeft, noch mij barmhartigheid betoont, zal ik bij de verliezers horen. (11:45-47)
Er werd gezegd: O Noach, ga van boord met de vrede en de zegening van Ons over jou en over jouw volgelingen. En Wij schenken gunsten aan volken waarna Wij hen met een pijnlijke bestraffing treffen. Dit zijn de mededelingen van het onzichtbare die Wij jou openbaren, welke jij noch jouw volk voorheen kende. Wees geduldig, waarlijk het einde is voor de godvrezenden. (11:48-49)
Hierin is waarlijk een teken, maar de meeste mensen willen niet geloven. Waarlijk, jullie Heer is de machtige, de genadevolle. (23:121-122)
* * *
Beluister soera Noeh: http://www.youtube.com/watch?v=FnKugSk0KL8