abubakker-nl

Beschouwingen van een antroposofische moslim

Uit het leven van Mohammed (2) De nachtelijke reis

Dit is het verhaal van de wonderlijke reis die de Profeet Mohammed (mogen vrede en Gods zegeningen met hem zijn) met de engel Djibriel naar Jeruzalem en door de zeven hemelen naar God maakte.

Oemm Hani, de dochter van Aboe Talib vertelt:

De Boodschapper van God was in mijn huis gaan slapen. Toen hij opstond , vertelde hij dat hij die nacht naar Jeruzalem was gereisd.

Toen hij naar buiten wilde gaan, trok ik aan zijn kleren om hem tegen te houden, zodat zijn blote buik zichtbaar werd. Ik zei tegen hem: O Boodschapper van God, vertel het aan niemand. De mensen zullen je voor leugenaar uitmaken en je kwaad doen.

De Boodschapper van God zei: Bij God, ik zal het vertellen.

Toen het nieuws zich onder de moslims verspreidde, raakten er een paar zo in de war dat zij hun geloof afzworen. Zij gingen naar Aboe Bakr en zeiden tegen hem: Weet jij  wat je vriend vertelt? Hij beweert dat hij vannacht in Jeruzalem gebeden heeft. Aboe Bakr zei: Jullie liegen. Zij zeiden: Vraag het hem dan zelf. Aboe Bakr zei: Nou, als hij het zegt, dan is het zeker waar.

Aboe Bakr ging naar de Boodschapper van God en vroeg hem: Heb jij aan deze mensen gezegd dat je vannacht in Jeruzalem was?

> Ja.

> Beschrijf het, aangezien ik de stad ken.  De Boodschapper van God beschreef hoe de stad eruit zag en Aboe Bakr zei dat het klopte. Daarna zei hij: Ik getuig dat jij de Boodschapper van God bent.

> En jij, Aboe Bakr, bent degene die de waarheid verkondigt.

De Boodschapper van God vertelde toen:

Ik werd gewekt door Djibriel, die mij naar een wit, slank rijdier bracht dat op een ezel en een muildier leek en dat stevig op zijn hoeven stond. Hij noemde het al-Boeraak. Ik besteeg het dier en reed weg, samen met Djibriel, die na enige tijd tegen mij zei: Stijg af en bid.

Ik gehoorzaamde. Toen ik klaar was zei hij: Weet je waar je hebt gebeden? In Tieba (Medina), de plaats van de ballingschap.

Verderop zei hij weer: Stijg af en bid. Ik verrichtte mijn gebed en hij zei tegen mij: Weet je waar je hebt gebeden? Op de berg Sinaï, waar de Almachtige Mozes, vrede zei met hem, de Tien Geboden gaf.

Toen we nog verder waren gekomen, herhaalde Djibriel: Stijg af en bid. Toen ik klaar was, zei hij weer tegen mij: Weet je waar je hebt gebeden? In Bethlehem, waar Jezus, vrede zij met hem, is geboren.

Ten slotte bereikten we Jeruzalem. Ik bond al-Boeraak vast aan de ring die de profeten daarvoor altijd gebruikten en ging de moskee binnen. Ik verrichtte een gebed van twee raka’aat en ging naar buiten. Djibriel kwam met twee kruiken naar mij toe, de ene gevuld met wijn en de andere met melk. Ik nam de kruik die met melk was gevuld en Djibriel zei: Je hebt de goede keuze gemaakt, de keuze van een mens die weet wat goed is.

Toen bracht Djibriel de profeten bijeen en liet mij voorgaan in het gebed. Daarna verhief hij zich met mij tot in de eerste hemel.

Daar aangekomen, verzocht Djibriel om binnengelaten te worden. Een stem vroeg: Wie ben jij?

> Djibriel.

> Wie is er bij je?

> Mohammed.

> Heeft hij zijn opdracht al gekregen?

> Hij heeft zijn opdracht al gekregen.

Toen werd ons open gedaan en ik stond voor Adam, die mij welkom heette en mij het beste wenste.

Daarna verhief Djibriel zich met mij tot in de tweede hemel, waar hij weer verzocht om binnengelaten te worden. Een stem vroeg: Wie ben jij?

> Djibriel.

> Wie is er bij je?

> Mohammed.

> Heeft hij zijn opdracht al gekregen?

> Hij heeft zijn opdracht al gekregen.

Er werd ons opengedaan en ik stond voor Isa, zoon van Meryem, en Yahya, zoon van Zakaria. Zij heetten mij welkom en wensten mij het beste.

Zo ontmoetten we Yusuf, Idries, Haroen en Moesa. Ten slotte kwamen we bij de zevende hemel, waar Ibrahiem op ons wachtte. Hij leunde tegen het Veelbezochte Huis, waar elke dag zeventigduizend engelen komen om er nooit meer terug te komen.

Toen verhief Djibriel zich met mij boven de zeven hemelen. Wij bereikten de Sidrat al Moentaha, de boom van de Eindbestemming. Ik werd door een nevelsluier omhuld en ik wierp mij ter aarde. Ik hoorde toen: Op de dag dat Ik de hemelen en de aarde heb geschapen, heb Ik bepaald dat jij en je volk vijftig gebeden per dag moeten doen. Die hebben jij en je volk vanaf vandaag te volbrengen.

Daarna kwam ik terug bij Ibrahiem, die geen vragen stelde. Maar toen ik terugkwam bij Moesa, vroeg hij mij: Hoeveel gebeden heeft de Heer jou en je volk opgedragen?

Ik antwoordde: Vijftig.

Moesa zei tegen mij: Dat is veel teveel voor jullie. Ik ken de mensen beter dan jij. Ik heb met de kinderen van Israël heel wat te stellen gehad. Ga terug naar de Heer en vraag Hem het aantal te verminderen.

Ik ging terug naar de Heer, die er tien van maakte. Maar Moesa zei dat ik het nog eens moest proberen en ik bereikte dat het er vijf werden. Toch zei Moesa: Ga nog een keer terug naar de Heer en vraag hem het aantal nog meer te verminderen. Hij heeft de kinderen van Israël twee gebeden opgedragen en die doen ze niet eens. Maar ik weigerde omdat ik me zou schamen om nog verder aan te dringen.

De mensen die naar de Boodschapper van God geluisterd hadden, vroegen: Geef ons bewijzen, Mohammed. Wij hebben nooit zoiets wonderlijks gehoord.

De Boodschapper van God zei: Toen ik naar het land van Sjaam ging, vloog ik boven de kudde van Ibn Foelaan. Een van de kamelen schrok van mijn rijdier en ging er vandoor. Vanuit de lucht riep ik naar de mensen waar ze hun kameel terug konden vinden. En aan de voet van de berg Sahfaan heb ik slapende mensen gezien, naast wie een kruik vol water stond met een deksel erop. Daar heb ik uit gedronken. Deze mensen dalen op dit ogenblik van al-Baidaa’ af naar de pas van at-Tan’iem met een grijze kameel die voorop loopt en die twee zakken draagt. De ene is zwart en de andere veelkleurig.

De mensen gingen naar de pas van at-Tan’iem. Zij zagen de zwarte kameel met de twee zakken. Daarna ondervroegen ze de mensen, die vertelden dat zij hun waterkruik hadden gevuld voordat ze waren gaan slapen, maar dat hij leeg was toen ze wakker werden, hoewel het deksel er nog steeds op lag. Ten slotte ondervroegen ze de mensen van Ibn Foelaan die net in Mekka aankwamen, en zij bevestigden de woorden van de Boodschapper van God: Bij God, hij zegt de waarheid. Nadat een van onze kamelen schrok en wegliep, hebben we een stem gehoord die ons naar hem toe leidde en het ons mogelijk maakte hem weer te vinden.

“Geprezen zij Hij die Zijn dienaar bij nacht een reis liet maken van de heilige moskee naar de verste moskee, waarvan Wij de omgeving gezegend hebben om hem iets van Onze tekenen te tonen. Hij is de horende, de ziende.” (Koran 17:1)

* * *

Jibriel = Gabriël

Aboe Bakr is Mohammeds beste vriend en beschermer

Isa – Jezus

Meryem = Maria

Haroen = Aaron

Yahya = Johannes (de doper)

Zakaria = Zacharias

Yusuf = Jozef (de zoon van Abraham)

Ibrahim = Abraham

Moesa = Mozes

Bron: Mahmoed Hussein: Al-Sira, de verhalen over Mohammed in Mekka (Amsterdam, 2008), naverteld door Hendrik Jan Bakker.

Advertentie

Uit het leven van Mohammed (1) Geboorte en openbaring

Ter gelegenheid van Maulid (geboortefeest van Mohammed) geselecteerd en naverteld voor mijn kinderen Sarah en David 

In het jaar dat koning Abraha van Jemen Mekka wilde veroveren, werd er een bijzonder kind geboren. Mohammed, zoon van Abdullah, zoon van Abdul Muttalib uit de stam Quraish, was door God gezonden om de mensheid te leiden.

Zijn vader stierf nog voordat het kind ter wereld kwam en het werd beschermd door zijn grootvader Abdul Muttalib en toen die stierf door zijn oom Abu Talib. In die tijd was het gebruikelijk dat de kinderen uit de stad gevoed werden door bedoeïenen uit de omgeving. De lucht van de steppen rondom Mekka was veel gezonder dan de stadslucht en de kinderen werden sterker als ze tussen geiten en kamelen opgroeiden. De kleine Mohammed werd dus meegegeven met een bedoeïenenfamilie. Maar het was een slecht jaar geweest en de geiten gaven weinig melk. Omdat de jongen geen vader meer had en de familie niet rijk was, wilde niemand hem meenemen. Alleen Halima wilde hem nemen, maar haar ezel was bijna te zwak om haar te dragen en ze had niet eens genoeg melk om haar eigen zoontje te voeden. Toch kreeg ze Mohammed mee en toen gebeurde er iets wonderbaarlijks. De volgende ochtend was de ezel weer jong en sterk en Halima had meer dan genoeg melk om de twee kinderen te voeden! Bovendien werd het gezin tijdens de hele reis naar de steppe tegen de felle zon beschermd door een wolk die met hen meedreef!

Mohammed groeide voorspoedig op en Halima begon veel van het kind te houden. Op een dag, toen de kinderen ver van het tentenkamp in de woestijn aan het spelen waren, zagen ze drie witte gestalten naderbij komen. Een van hen vroeg: is dat de jongen? Een ander zei: ja. Toen werd Mohammed op de grond geworpen en maakte een van de mannen zijn borst open en haalde er iets uit. Daarna verdwenen ze weer. Mohammeds vriendjes renden geschrokken naar Halima om het haar te vertellen. Toen Halima bij Mohammed kwam, vond ze hem bleek en in de war. Het leek alsof hij in zichzelf sprak. De mensen dachten dat Mohammed door boze geesten was betoverd, maar het waren engelen geweest die Mohammeds hart hadden schoongewassen met ijs en die alleen hij kon zien en horen. Ongerust bracht Halima Mohammed terug naar zijn moeder in Mekka. Amina was blij en zijn grootvader droeg hem op zijn schouders rond de Ka’ba om God te danken voor zijn behouden terugkeer.

Op een dag nam Amina Mohammed mee naar haar familie in het dorp Jathrib (Medina) op enkele dagreizen van Mekka. Amina stierf op de terugreis in Al Abwa, waar zij werd begraven. Mohammed werd door de mensen van de karavaan getroost en gevoed tot hun aankomst in Mekka, waar zijn grootvader zich over de wees ontfermde.

Toen Mohammed twaalf jaar oud was, ging hij met zijn oom Abu Talib mee op een handelsreis naar Basra. Mohammeds grootvader was al overleden en zijn oom zorgde voor Mohammed alsof het zijn eigen zoon was. Omdat Abu Talib hem nog te jong vond en de reis gevaarlijk was, wilde hij hem eerst niet meenemen, maar Mohammed bleef smeken en zei: oom, verlaat me niet, ik die geen vader of moeder meer heb. Toen stemde Abu Talib in en nam hem mee.

Onderweg viel het op dat Mohammed steeds in de schaduw van een wolk liep die met de karavaan meedreef. Ook een kluizenaar, genaamd Bahira, die langs de karavaanroute woonde, viel dat op. Hij riep de mannen aan en nodigde hen uit voor de maaltijd, wat hij anders nooit deed. Alleen Mohammed werd achtergelaten om op de kamelen te passen. Maar de monnik drong aan dat echt iedereen moest komen, want hij merkte dat de wolk boven de kudde was blijven hangen. Toen ook Mohammed was geroepen, sprak hij met hem en ondervroeg hij hem over zijn leven en over zijn ouders. Op Mohammeds rug ontdekte hij het teken van de profeten. Toen drukte hij Abu Talib op het hart Mohammed goed te beschermen omdat hij een bijzondere toekomst voor hem zag.

Mohammed groeide op tot een volwassen man. Iedereen leerde hem kennen als een eerlijk en vriendelijk persoon die er van de waarheid hield. Daarom kreeg hij de bijnaam Al Amien (de betrouwbare). In Mekka woonde ook een knappe vrouw die weduwe was en handel dreef. Veel mannen wilden met haar trouwen omdat ze rijk, intelligent en mooi was. Soms nam ze jonge mannen in dienst om haar met de handel te helpen. Toen Mohammed vijfentwintig jaar oud was, stelde zijn oom hem voor om Khadiedja zijn diensten aan te bieden. Khadiedja had al veel over Mohammed gehoord en nam hem meteen in dienst. Zij stuurde hem met een karavaan naar Basra om er handel te drijven. Khadiedja liet haar bediende Maisara met Mohammed meegaan en droeg hem op goed op te letten wat Mohammed deed. Maisara was onder de indruk van de handigheid waarmee Mohammed handel dreef en de gunstige prijzen die hij wist te bedingen.

Toen ze terugkeerden in Mekka sprak Maisara vol lof over Mohammed en vertelde Khadiedja alles wat hij had gezien. Khadiedja vond Mohammed zo betrouwbaar en ze was zo van hem onder de indruk, dat ze wel met hem wilde trouwen. Daarom stuurde ze een slavin naar hem toe die hem vroeg: wat weerhoudt je ervan te trouwen? Mohammed antwoordde: ik heb niet wat nodig is om te trouwen. De vrouw zei toen: en als ik je dat zou geven? Toen vroeg Mohammed: om wie gaat het? De vrouw antwoordde: Om Khadiedja, de dochter van Khuwailid. Mohammeds mond viel open van verbazing, maar hij durfde de vijftien jaar oudere Khadiedja niet ten huwelijk te vragen.

De vrouw ging terug naar Khadiedja en vertelde haar over Mohammeds reactie. Toen nodigde Khadiedja Mohammed, zijn oom Abu Talib en haar oom Amr, zoon van Asad, uit voor een maaltijd. Daar vroeg Abu Talib Amr uit naam van Mohammed om de hand van Khadiedja. Die had geen bezwaar en de voorbereidingen voor de bruiloft werden al snel getroffen.

Mohammed leefde gelukkig met Khadiedja, die hem vier dochters schonk en een zoon die echter in de wieg stierf. Mohammed was iemand die steeds naar God op zoek was, net als de profeet Ibrahiem en zijn grootvader Abdul Muttalib. Hij hield er niet van om de afgodsbeelden te aanbidden die in de Ka’ba stonden of bepaalde stenen en bomen in het veld. Vaak probeerde hij dichter bij God te komen door in de eenzaamheid te mediteren. Toen Mohammed veertig jaar oud was, trok hij zich de hele maand ramadan terug in een grot op de berg Hira vlakbij Mekka. Op een dag zat hij alleen in de grot en plotseling verscheen er een engel, die hem opdroeg iets voor te lezen. Mohammed antwoordde: ik kan niet lezen. De engel zei nog eens: lees!, en drukte Mohammed zo stevig tegen zich aan, dat hij bijna geen adem meer kreeg. Weer zei Mohammed: ik kan niet lezen. Nog eens zei de engel: lees! en drukte hij Mohammed tegen zich aan. Toen zei de engel: Lees in de naam van je Heer, die heeft geschapen. Geschapen heeft hij de mens uit wat vast is en vloeibaar. Lees! Jouw Heer is de edelmoedige, die de mens geleerd heeft met de pen. Hij heeft de mens geleerd wat hij niet wist.

Mohammed zei het na en toen ging de engel weg. Mohammed was erg geschrokken en probeerde weg te rennen. Hij dacht dat hij gek geworden was, of dat een demon bezit van hem genomen had. Hij was bang dat hij ging lijken op de tovenaars die soms door de stad rondzwierven en aan wie hij zo’n hekel had. Hij rende dus weg, maar toen hij halverwege de berg was, hoorde hij de stem weer die sprak: O Mohammed, jij bent de boodschapper van God en ik ben Djibriel. Mohammed keek naar de lucht en zag een machtige gestalte die de hele horizon bedekte. Hij draaide zich om, maar ook daar zag hij de engel die de horizon bedekte. Een hele tijd kon hij zich niet verroeren, tot Djibriel ten slotte wegging en Mohammed verder naar beneden kon rennen, waar hij zich tegen zijn vrouw aandrukte en riep: wikkel mij in een deken!, en: ik geloof dat ik een bezetene ben geworden!

Khadiedja troostte hem echter met de woorden: moge God je daarvoor behoeden, je bent zo oprecht en eerlijk en trouw dat God je dat niet kan aandoen. Zij vertelde het aan haar neef Waraka, de zoon van Naufal, die de Bijbel kende. Die zei tegen haar: als je man dit echt heeft gezien, moet hij een profeet zijn. Als dat waar is, zou ik graag zijn dienaar zijn.

* * *

Bronnen:

– Mahmoud Hussein: Al-Sira, de verhlen over Mohammed in Mekka

– Mohammed is mijn profeet, uit de serie Boek voor kleine moslims

Jonas, de vriend van de vis

Gebaseerd op de soera’s Joenoes (10:98-100), Al Anbija (21:87-88), As-Safaat (37:139-148) en Al Kalam (68:48-50)

En de heer van de vis, toen hij boos wegging en dacht dat Wij hem niet zouden tegenhouden. En Jonas behoorde zeker tot Gods boodschappers. Hij liep weg naar het schip omdat hij bang was voor de slechtheid van zijn volk. Toen het schip bijna verging, lootte hij met de mensen die op het schip waren, en hij was een van degenen die eruit werd gegooid. Toen nam de vis hem in zijn bek, zolang hij niet wilde doen wat God hem had opgedragen. Was hij niet iemand die Ons prees, dan was hij tot zijn dood in de buik van de vis gebleven. Maar toen hij in moeilijkheden zat riep hij: Er is geen god behalve U, geprezen zij Uw naam! Waarlijk, ik hoor bij de mensen die onrecht doen. Toen antwoordden Wij hem en Wij bevrijdden hem. Wij gooiden hem op de barre kust en hij was ziek. Daarom lieten Wij een pompoenplant over hem heen groeien, zodat hij beter werd. Zo helpen Wij degenen die geloven. Toen stuurden Wij hem naar zijn volk van honderdduizend mensen of meer. En zij geloofden hem. Daarom lieten Wij hen van onze gaven genieten tot een bepaalde tijd.

Had God het gewild, dan waren alle mensen gelovig geworden. Wil jij, Mohammed, ze soms dwingen om te geloven? Niemand zal zonder toestemming van God kunnen geloven. En degenen die niet willen begrijpen zullen gestraft worden.

Dus wacht geduldig op het oordeel van je Heer en wees niet als de vriend van de vis, die riep toen hij in nood was. Had hij geen gunst van zijn Heer gekregen, dan zou hij zeker eenzaam en verlaten op het strand zijn gegooid. Maar de Heer maakte hem tot iemand die goed doet.

* * *

Het verhaal van Noach en de Ark

Gebaseerd op de soera’s Al A’raf (7), Hoed (11), Al Moe’minoen (23) en Noeh (71)

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.  Waarlijk, jullie Heer is God, die de hemelen en de aarde in zes dagen heeft geschapen. Daarna zette Hij zich op de Troon. Hij laat de nacht de dag bedekken, die hem haastig volgt en de zon, de maan en de sterren doen wat Hij wil. Hij is het die schept en beveelt. Geprezen zij God, de Heer der Werelden. Roep jullie Heer bescheiden en zachtmoedig aan. Waarlijk, Hij houdt niet van mensen die onrecht plegen. En maak de aarde niet lelijk nadat die zo goed is gemaakt en aanbid God met vrees en hoop. Waarlijk, Gods barmhartigheid is dichtbij degenen die goed doen. En God is degene die de winden stuurt als brengers van het goede nieuws van Zijn barmhartigheid, wanneer zij zware wolken voortdrijven naar een dorre streek, waarna Hij daaruit regen laat vallen zodat er allerlei soorten vruchten kunnen groeien. Zo maakt God wat dood is levend. Hopelijk laten jullie je waarschuwen. En het vruchtbare land brengt gewassen voort met toestemming van zijn Heer. En het land dat onvruchtbaar is brengt bijna niets voort. Zo waarschuwt God een volk dat dankbaar is. (7:54-58)

Waarlijk, Wij zonden Noach tot zijn volk en hij zei: O mijn volk, aanbid God, er is voor jullie geen god dan Hij. Waarlijk, ik vrees voor jullie de bestraffing van een geweldige Dag. (7:59) Hij zal jullie een deel van jullie zonden vergeven en jullie nog een kans geven; waarlijk, de straf van God kan niet worden uitgesteld, wisten jullie dat maar! (71:4)

De leiders van zijn volk zeiden: Wij denken dat jij in de war bent. Noach zei: O mijn volk, ik ben niet in de war, maar ik ben een Boodschapper van de Heer der Werelden. Ik geef jullie een boodschap van mijn Heer en ik geef jullie raad en ik weet over God wat jullie niet weten. En hopelijk zullen jullie begenadigd worden. (7:60-63)

En hij zei: Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en nacht geroepen, maar zij lopen hard weg als ik ze waarschuw. En telkens wanneer ik hen riep stopten zij hun vingers in hun oren en bedekten zich met hun kleren. Zij wilden niet luisteren en zij spotten met mij. Toen riep ik hen bij elkaar en sprak met hen en verried niet hun geheimen. En ik zei: Vraag jullie Heer om vergiffenis, want Hij is degene die graag vergeving schenkt. Hij zal jullie regen in overvloed brengen. Hij zal jullie rijkdommen en kinderen vermeerderen en Hij zal jullie tuinen en rivieren schenken. Wat is er met jullie aan de hand dat jullie de wijsheid van God niet willen horen, terwijl hij jullie toch stuk voor stuk heeft geschapen? Hebben jullie er nooit over nagedacht hoe God de zeven hemelen schiep? Hij heeft de maan daarin als licht geplaatst en de zon als een stralende lamp! En God heeft jullie gemaakt van aarde. Hij zal jullie weer tot aarde maken en jullie daaruit opnieuw tevoorschijn laten komen. En God heeft de aarde voor jullie uitgespreid, zodat jullie haar over brede wegen en door diepe dalen kunnen doorkruisen. (71:5-20)

Noach zei: Mijn Heer, zij luisteren niet naar mij, maar volgen iemand wiens rijkdom en kinderen hem slechts onheil zullen brengen. En zij hebben een vreselijk plan gesmeed. En zij zeggen tegen elkaar: Verlaat jullie goden nooit. Verlaat Wadd noch Soewa, Jaghoeth, Jauq noch Nasr. En zij lieten velen dwalen, en Gij zorgt er slechts voor dat de ondankbaren in aantal toenemen. (71:21-24)

Toen zeiden de ondankbare leiders tegen hun volk: Noach is maar een mens zoals jullie. Hij wil beter zijn dan jullie. En als God het gewild had, zou Hij engelen hebben gestuurd. Wij hebben hierover van onze voorouders nog nooit gehoord. Hij is maar een gek, wacht daarom maar af. (23:24-25)

Zij zeiden: O Noach, je hebt met ons getwist, en je hebt lang met ons getwist, laat dan gebeuren waar jij ons voor gewaarschuwd hebt als jij iemand bent die de waarheid spreekt. Hij zei: Waarlijk, God zal het laten gebeuren als Hij wil. En jullie zullen er niet aan kunnen ontkomen. En mijn raad baat jullie niet, zelfs als ik jullie raad zou willen geven, als God jullie wil doen dwalen. Hij is jullie Heer en tot Hem zullen jullie terugkeren. (11:32-34) Zij zeiden: Als jij niet ophoudt, o Noach, zullen wij jou zeker doden. (26:116)   Noach zei: O mijn Heer, help mij, want zij bespotten mij. Toen zei God tegen Noach: Bouw onder Ons toezicht en volgens Onze aanwijzing een schip. En als Ons bevel komt en de oven overkookt, ga dan aan boord met van ieder levend wezen twee, in paren, en met jouw mensen, behalve degenen voor wie Wij je hebben gewaarschuwd. En klaag niet over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij zullen verdrinken. Wanneer jij en je mensen met jou aan boord van het schip zijn gegaan, zeg dan: Geloofd zij God die ons bevrijd heeft van het onrechtvaardige volk. En zeg: O mijn Heer, breng mij naar een gezegende haven. En Gij bent het die de beste havens maakt. (23:26-29)   En hij bouwde het schip en telkens wanneer de leiders van zijn volk voorbij kwamen, bespotten zij hem. Hij zei: Als jullie mij bespotten, dan zullen wij jullie later bespotten zoals jullie ons nu bespotten. Jullie zullen wel zien wie een beschamende straf zal krijgen. En zij zullen voor eeuwig gestraft worden. (11:38-39)

Zij luisterden niet naar hem. Toen redden Wij hem en degenen die met hem in het schip waren. En Wij verdronken de mensen die Onze waarschuwingen niet wilden horen. Waarlijk, zij waren een blind volk. (7:64)

Toen Ons bevel kwam en de oven overkookte, zeiden Wij: Vul het schip met twee van elke soort, in paren, en met jouw mensen, behalve degenen voor wie wij je hebben gewaarschuwd, en met degenen die je geloofden, maar niemand geloofde hem, behalve enkelen. En Noach zei: Ga aan boord, in de naam van God vaart het schip haar koers en gaat het voor anker. Waarlijk, mijn Heer is zeker vergevensgezind, vol van genade. (11:40-41) Toen openden Wij de poorten van de hemel voor het stromende water. En Wij doorboorden de aarde met bronnen, waardoor de wateren elkander ontmoetten volgens een vastgesteld plan. (54:11-12)

En het schip voer met hen uit op golven zo hoog als bergen, en Noach riep tot zijn zoon die achterbleef: O mijn zoon, kom bij ons aan boord en behoor niet tot de ondankbaren. Hij zei: Ik zal een schuilplaats zoeken in de bergen die mij tegen het water zal beschermen. Maar Noach zei: Op deze dag is er geen bescherming tegen Gods bevel, behalve voor wie Hij begenadigt. En de golven scheidden hen en hij behoorde tot degenen die verdronken. (11:42-43)

En er werd gezegd: O aarde, slik je water in, en: O hemel, droog op. En het water trok zich terug. En het bevel was volbracht. En het schip ging voor anker bij de berg Djoedie. En er werd gezegd: Weg met het volk dat onrecht pleegt. (11:44)

Noach riep zijn Heer en zei: O mijn Heer, mijn zoon behoort tot mijn mensen. Maar God zei: O Noach! Waarlijk, hij behoort niet tot jouw mensen omdat zijn daden niet goed zijn, dus vraag mij niet waarover jij niets weet. Ik waarschuw je zodat je niet tot de onwetenden behoort. Noach zei: Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht bij U om niet te vragen waarover ik niets weet. En indien Gij mij niet vergeeft, noch mij barmhartigheid betoont, zal ik bij de verliezers horen. (11:45-47)

Er werd gezegd: O Noach, ga van boord met de vrede en de zegening van Ons over jou en over jouw volgelingen. En Wij schenken gunsten aan volken waarna Wij hen met een pijnlijke bestraffing treffen. Dit zijn de mededelingen van het onzichtbare die Wij jou openbaren, welke jij noch jouw volk voorheen kende. Wees geduldig, waarlijk het einde is voor de godvrezenden. (11:48-49)

Hierin is waarlijk een teken, maar de meeste mensen willen niet geloven. Waarlijk, jullie Heer is de machtige, de genadevolle. (23:121-122)

* * *

Beluister soera Noeh: http://www.youtube.com/watch?v=FnKugSk0KL8

Het verhaal van koning Salomo en de koningin van Saba

Gebaseerd op soera Saba 12-13 en soera An-Naml 15-44

En God maakte de wind dienstbaar aan Salomo. Hij maakte een reis van een maand in de ochtend en een reis van een maand in de avond. En God gaf hem een bron van gesmolten koper. En er waren geesten die voor hem werkten met toestemming van hun Heer. En wie de Heer niet gehoorzaamde, liet Hij proeven van de straf van het vuur. Zij maakten voor Salomo wat hij maar wilde: synagogen, standbeelden, enorme drinkschalen en geweldige ketels.

En God onderwees David en Salomo en zij zeiden: God is geprezen, Hij heeft ons uitgekozen uit Zijn dienaren. En Salomo was de erfgenaam van David en hij zei: O mensen, God heeft mij de taal van de vogels geleerd en Hij heeft mij alles gegeven. God is mij welgezind.

En de legers van geesten en mensen en vogels werden bij Salomo gebracht en ze vertrokken in groepen. Toen ze bij de vallei van het mierenvolk kwamen, riep een mier tegen de anderen: Verstop je in jullie holen voordat ze jullie vertrappen zonder dat zij het merken!

En Salomo glimlachte verbaasd over die waarschuwing en hij zei: Mijn Heer, laat mij dankbaar zijn voor de gunsten die U mij en mijn ouders hebt geschonken, en dat ik het goede mag doen zoals U wilt, en laat mij behoren bij de mensen die goed doen.

En hij bekeek de vogels en zei: Waarom zie ik de hop niet? Behoort hij soms tot de afwezigen? Ik zal hem zeker zwaar straffen of hem misschien wel doodslaan, tenzij hij een goede reden heeft.

Het duurde niet lang voordat de hop kwam, en hij zei: Ik ben iets te weten gekomen dat jij niet wist en ik breng je nieuws uit Saba. Ik zag daar een koningin die alles heeft en op een machtige troon zit. Ik zag dat zij en haar volk de zon aanbidden en de duivel laat hen denken dat ze iets goeds doen, maar hij leidde hen van de juiste weg af zodat ze niet God aanbidden, Die zichtbaar maakt wat verborgen is in de hemelen en op aarde. En Hij weet wat jullie verborgen houden en wat jullie openlijk doen. God, er is niemand behalve Hij, de Heer van de machtige troon.

Salomo zei: We zullen zien of jij de waarheid spreekt of dat je een leugenaar bent. Neem deze brief en breng die naar haar toe. Wacht daar om te zien hoe zij reageert.   De koningin van Saba zei: Raadsheren, er is mij een belangrijke brief gebracht. Hij komt van koning Salomo en is geschreven in de naam van God, de barmhartige, de genadevolle. Er staat: kom niet tegen mij in opstand, maar kom bij mij als gelovigen. Zij zei: O raadsheren, zeg mij wat ik moet doen. Ik beslis niets zonder naar jullie te luisteren. Zij zeiden: Wij zijn sterk en moedig, maar u hebt het bevel, dus wij wachten af wat u ons beveelt.

Koningin Bilqis zei: Als koningen een stad binnentrekken, vernietigen zij haar en onderwerpen haar inwoners. Zo doen koningen dat. Waarlijk, ik zal hem een geschenk sturen en afwachten met welk antwoord mijn boodschappers terugkeren.

En toen zij bij Salomo kwamen, zei die: Wat? Willen jullie mij tevreden stellen met een geschenk, terwijl wat God mij heeft gegeven beter is dan wat Hij jullie heeft gegeven? Ga maar terug. Wij zullen met een leger komen dat jullie niet kunnen verslaan en wij zullen jullie verdrijven.

Hij zei tegen zijn bevelhebbers: Wie van jullie kan mij haar troon brengen voordat zij onderworpen tot mij komt? Een dappere onder de geesten zij: Ik zal hem brengen voordat jij van je plaats gekomen bent, want ik ben sterk en betrouwbaar. Maar iemand die kennis van het Boek had zei: Ik zal hem je brengen in een oogwenk.

Toen hij hem naast zich zag staan, zei Salomo: Dit is een gunst van mijn Heer, die mij op de proef wil stellen of ik dankbaar of ondankbaar ben. Hij zei: Maak haar troon onherkenbaar voor haar om te zien of zij de juiste weg volgt of dat zij is afgedwaald.

Toen zij nu bij Salomo kwam, vroeg hij haar: Is jouw troon zoals deze? Zij zei: Het is alsof het dezelfde is. Salomo zei: De kennis was ons eerder gegeven dan haar en wij hebben ons overgegeven. Zij werd verblind door wat zij naast God aanbad, ze behoorde tot een ondankbaar volk.

Salomo zei tegen haar: Kom in mijn paleis. Toen zij het zag, dacht zij dat het een vijver was en ontblootte haar voeten. Salomo zei: Het is een paviljoen van glas. Toen zij Bilqis: Waarlijk, ik heb mijzelf onrecht aangedaan en ik onderwerp mij met Salomo aan God, de Heer der werelden.

* * *

Beluister soera An-Naml vers 1 t/m 53: http://coranweb.free.fr/sourates/10-29/027-1.html

De imaam

Een imaam is een voorganger in het gebed. Iedereen die in staat is het gebed te leiden en delen van de Koran kan reciteren, kan als imaam optreden. Als een groep moslims bij elkaar komt, wordt vaak de oudste, degene met de beste kennis van de Koran of de meest wijze uitgekozen om het gebed te leiden. Een imaam hoeft dus geen speciale opleiding gevolgd te hebben. In een gezin is de vader meestal de imaam. De meeste moslims gaan ervan uit dat een vrouw alleen imaam kan zijn voor vrouwen, maar daar lijkt verandering in te komen.

In een aantal landen bestaan wel imaamopleidingen, bijvoorbeeld in Marokko en Turkije, en worden er in moskeeën vaste imaams aangesteld. In Turkije zijn imaams zelfs ambtenaren die hun salaris van het Ministerie van Godsdienst ontvangen en voor hun preken de richtlijnen van de overheid moeten volgen. Zij hebben dus een beperkte vrijheid van meningsuiting.

In de meest Nederlandse moskeeën zijn vaste imaams aangesteld die van de moskeevereniging een salaris ontvangen. Naast het leiden van de vijf dagelijkse gebeden hebben ze allerlei taken op het gebied van geestelijke verzorging zoals zieken bezoeken, raad geven bij problemen en koranles geven. Meestal hebben zij een algemene islamopleiding gevolgd in een moslimland. De (Indonesische) imaams van mijn moskee hebben in Bagdad een hogere islamstudie gevolgd, maar zijn niet in dienst van de moskee. Zij doen dit als vrijwilligerswerk naast een ‘gewone’ baan bij een Nederlands bedrijf.

Sjiitische imaams hebben wel een formele status, want zij kennen een geestelijke hiërarchie die vergelijkbaar is met de katholieke kerk. Helemaal bovenaan staat de Ayatollah (Teken van Allah), die zowel geestelijk als werelds leider is. De sjiitische imaam is dus een beetje vergelijkbaar met een katholieke priester.

* * *

De moskee

De moskee (mesdjied) is voor moslims een plaats om samen te bidden. Op vrijdag vindt rond één uur ’s middags het voor mannen verplichte gebed in de moskee plaats, dat wordt voorafgegaan door een preek van de imaam over geloofsregels of over actuele gebeurtenissen. Alle andere verplichte en vrijwillige gebeden kunnen moslims thuis of op hun werk doen, maar velen vinden dat een gebed in de moskee meer waarde heeft.

God zegt in de heilige Koran “de hele aarde is een plaats van aanbidding”, maar al vroeg verzamelden de moslims zich voor het gebed op plaatsen waar ze zich konden beschutten tegen de zon. De moskee van de Profeet in Medina bestond uit een ommuurde binnenplaats, waar op stammen van dadelpalmen een dak van palmbladeren rustte. Dat dak beschermde niet tegen water (het regent er zelden) maar des te meer tegen de brandende zon. Pas veel later zijn moslims de nu bekende moskeeën met koepels en minaretten gaan bouwen.

Iedere moskee heeft een centrale ruimte voor het gebed, soms gescheiden in een deel voor mannen en een deel voor vrouwen. In de tijd van de Profeet zaten de vrouwen gewoon achter de mannen. In die gebedsruimte is helemaal voorin een gebedsnis (mihraab) en een preekstoel (minbar). Dat is soms een eenvoudige verhoging en soms een kunstig met houtsnijwerk versierde lessenaar die via een trap beklommen moet worden. De Profeet stond in de begintijd gewoon op een boomstronk, tot zijn volgelingen een echte preekstoel voor hem bouwden.  De boomstronk huilde toen hij geen dienst meer mocht doen.

Na de preek gaat de imaam in de gebedsnis staan, vóór de rijen gelovigen. In een moskee is geen altaar want er worden geen offers gebracht. Aan de gebedsnis kun je altijd de juiste gebedsrichting herkennen. Moslims bidden in de richting van Mekka – in Nederland is dat in zuid-oostelijke richting.

Behalve over een gebedsruimte beschikt iedere moskee over een wasruimte waar de rituele wassing (woedhoe) gedaan kan worden. Voor het gebed moet iedereen schoon zijn. Meestal is dat een betegelde ruimte met allemaal kraantjes langs de muur en een laag muurtje om op te zitten. In oudere moskeeën zie je wel een fontein op het voorplein staan waar je je handen, gezicht, armen, hoofd en voeten kunt wassen.

Ten slotte heeft iedere moskee een minaret, meestal een slanke toren, vanwaar de muezzin oproept tot het gebed. Voorname moskeeën hebben meerdere minaretten, twee of vier, de centrale moskee in Mekka heeft er zes.

De moskee wordt vooral gebruikt voor het gebed. In sommige moskeeën wordt ook islamles gegeven aan kinderen en volwassenen. Soms komt het nog voor dat de moskee als een soort universiteit wordt gebruikt. De leraar zit dan op een verhoging en zijn studenten zitten op de grond om hem heen. Die colleges zijn voor iedereen toegankelijk.

De moskee van de Profeet werd niet alleen voor gebed en onderwijs gebruikt, maar ook voor politieke beraadslagingen en voor het sluiten van handelstransacties. Hij fungeerde als het centrale plein van de stad, zo ongeveer als een Grieks of Romeins forum.

In westerse landen fungeert de moskee ook als verenigingsgebouw voor moslims met wortels in een bepaald land. Moskeeën in Nederland zijn vaak etnisch georganiseerd. Er zijn Turkse, Marokkaanse,  Surinaamse, Egyptische en Indonesische moskeeën. Kleinere gemeenschappen hebben vaak geen eigen moskee, maar houden hun gebedsdiensten bij elkaar thuis of gebruiken moskeeën van andere gemeenschappen.

Vaak worden er ook huwelijken gesloten, geboortes gevierd en wordt er afscheid genomen van de doden. Ook worden er in veel moskeeën in Nederland educatieve en sociale activiteiten voor jongeren georganiseerd, zoals huiswerkbegeleiding, computercursussen en sportactiviteiten.

* * *

Ramadan

Ramadan is de naam van de negende maand van de islamitische kalender. Het is de maand waarin door moslims gevast moet worden. Het vasten (Arabisch: saum) wordt gehouden omdat God dat aan de moslims heeft opgedragen in de Koran.

De vastentijd duurt precies een maand, vanaf dat de nieuwe maan te zien is totdat de volgende nieuwe maan te zien is. Dat is dus 29 of 30 dagen. Als de maan niet te zien is door bewolking duurt de vastentijd 30 dagen, nooit langer.

Omdat de islamitische kalender de maan volgt, duren de maanden altijd 29 of 30 dagen. In vergelijking met een “normaal” jaar is het islamitische jaar hierdoor altijd 10 of 11 dagen korter. Daarom valt Ramadan ieder jaar 10 of 11 dagen eerder.

Het islamitische vasten betekent niets eten en drinken, niet roken en geen seks hebben vanaf de dageraad (dus wanneer het een klein beetje licht wordt) totdat de zon onder is gegaan. Vandaag is dat van 6.07 tot 16.40 uur. Veel mensen denken vanaf zonsopgang tot zonsondergang, maar dat klopt dus niet. Het wordt al licht meer dan een uur voordat de zon opkomt.

Het is niet moeilijk, alleen de eerste keer toen ik vastte was het moeilijk, omdat ik het niet gewend was. Ook de eerste paar dagen zijn een beetje moeilijk. Omdat je minder drinkt krijg je snel hoofdpijn. Ik kan me wel moeilijker concentreren aan het eind van de dag, maar na een tijdje heb je geen honger meer.

Ik vind het erg nuttig. Je kunt even ervaren hoe iemand zich voelt die niet genoeg te eten heeft. Dat is goed voor de solidariteit met arme mensen. Het is ook een methode om je lichaam schoon te maken; omdat je minder eet wordt het vet dat zich in je lichaam heeft opgehoopt eindelijk opgebruikt. Je leert jezelf te beheersen, waardoor je op andere momenten ook makkelijker nee kan zeggen tegen dingen die niet goed voor je zijn. Bovendien ben je in deze tijd meer met het geloof bezig. Omdat je niet steeds hoeft te eten heb je tijd om dingen te doen waar je anders niet aan toekomt. Ik heb de afgelopen twee weken alweer twee stukjes uit de Koran uit mijn hoofd kunnen leren.

Het vasten is alleen verplicht voor moslims vanaf ongeveer 12 jaar. Mensen die ziek zijn en vrouwen die net bevallen zijn hoeven niet te vasten. Dat zou gevaarlijk kunnen zijn voor hun gezondheid. Zij moeten de gemiste dagen wel inhalen, tenzij dat niet kan (bijvoorbeeld omdat zij ongeneselijk ziek zijn). In dat geval moeten zij iedere dag dat zij niet kunnen vasten een maaltijd aan een arme geven.

Aan het eind van Ramadan wordt er feest gevierd. In het Arabisch heet het Eid al Fitr (feest van de reiniging). Veel mensen noemen het suikerfeest, omdat er dan veel zoete dingen gegeten worden. ’s Ochtends wordt er gewoon ontbeten, dan ga je naar de moskee voor een speciaal gebed, en daarna ga je je ouders, andere familieleden en vrienden bezoeken. Veel mensen vieren drie dagen feest.

Ik vind het een leuke tijd omdat je anders leeft dan anders en omdat je veel meer contact met andere mensen hebt.

* * *