Wanneer je de islam behandelt, zou je in de zesde klas kunnen kiezen voor het drieluik biografie van Mohammed, de boodschap van de koran en de belangrijkste geloofsregels. De kruistochten* moeten ook vanuit het perspectief van de moslims behandeld worden, en er kan aandacht worden besteed aan de enorme culturele kruisbestuiving die toen onbedoeld is ontstaan, bijvoorbeeld aan de introductie van ridderlijkheid en hoofse liefde in de Europese cultuur. De figuur van Feirefis uit het Parcival-epos vormt de belichaming van die kruisbestuiving.
Leven van Muhammad ibn Abd Allah ibn Abd al-Muttalib (vrede zij met hem)
Van de biografie van Mohammed zou je de volgende elementen kunnen belichten.
- Het huwelijk van Abdallah ibn Abd al-Muttalib met Amina, de ouders van Mohammed.
- Het verhaal van Haliema bint abi Dzu’aib van de stam Sa’d ibn Bakr, die Mohammed zoogde en een aantal wonderen over het kind vertelde.
- De ontmoeting van de jonge Mohammed met de kluizenaar Bahiera nabij Busra in het zuiden van Syrië.
- Het huwelijk van Mohammed met de koopvrouw Chadiedja bint Chuwailid.
- De eerste openbaring (soera al-Alaq, zie onder); Chadiedja, Ali ibn Abi Talib en Abu Bakr geloven in de boodschap.
- De boycot van de stam Hasyim, kort na elkaar overlijden Mohammeds oom en beschermer Abu Talib en zijn vrouw Chadiedja, die een grote steun en toeverlaat voor Mohammed was geweest.
- De nachtelijke reis naar Jeruzalem en de hemelreis (“Heilig is Hij Die Zijn dienaar bij nacht voerde van de Heilige Moskee naar de Verre Moskee waarvan Wij de omgeving hebben gezegend, om hem onze tekenen te tonen. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.”). Bij de ‘uiterste grens’ ziet Mohammed een door licht versluierde boom, waarachter zich God bevindt, die met Mohammed spreekt en hem de opdracht tot de dagelijkse vijf gebeden meegeeft.
- Moordplannen, het aanbod van de bewoners van Yathrib (al-Ansaar, de Helpers) en het vertrek naar Yathrib (Madinat-un-Nabie, Medina, de stad van de Boodschapper).
Deze passages worden heel mooi beschreven door Mahmoud Houssein in Al-Sira. De verhalen over Mohammed in Mekka (Amsterdam, 2008) en zullen elders op deze site verder worden uitgewerkt.
De verdere levensloop bestaat voornamelijk uit een aaneenschakeling van nederlagen en overwinningen in de strijd tegen de inwoners van Mekka, met als hoogtepunt de geweldloze inname van de stad en de zuivering van de Ka’ba, maar dit is voor een inleiding in de islam in de zesde klas minder relevant. Na drie jaar strijd werd Mekka vrijwel zonder bloedvergieten ingenomen en werd de Ka’ba gezuiverd van afgodsbeelden en gewijd aan Allah, de Ene. Alleen een muurschildering van een Madonna met kind zou gespaard zijn. Eventueel zou de Afscheidsrede – de preek die Mohammed hield tijdens zijn laatste bedevaart – kunnen worden voorgelezen. In die preek worden belangrijke uitgangspunten voor de nieuwe tijd geformuleerd, zoals saamhorigheid, barmhartigheid en maatschappelijke en raciale gelijkheid.
Als afsluiting van het eerste deel zou je bij wijze van muzikaal intermezzo met de kinderen het lied kunnen oefenen dat volgens de traditie door de bewoners van Yathrib gezongen werd als welkomstlied voor Mohammed.
Tala’al-Badru ‘alayna,
min thaniyyatil-Wada’
wajab al-shukru ‘alayna,
ma da’a lillahi da’
Ayyuh al-mab’uthu fina
ji’ta bi-l-amri-l-muta’
Ji’ta sharraft al-Madinah
marhaban ya khayra da’
De volle maan is opgekomen
Uit de vallei van Wada’ (=afscheid).
En wij tonen onze dankbaarheid
Over de boodschap van Allah.
O jij die te midden van ons opgroeide
Je hebt je opdracht vervuld.
Je bent gekomen om deze stad te eren;
Welkom, wees welkom in ons midden.
Luisteren: http://www.youtube.com/watch?v=5wJTTf1Xnhs&feature=fvst
Je zou de kinderen ook, als inleiding op de Koran, Arabische calligrafie kunnen tonen (bordtekening!) en laten natekenen. Om te tekenen komt bijzonder in aanmerking de cirkelvormige calligrafie van de ‘Bismillah’ (In Gods naam, zie afb.) en eventueel de namen Allah en Mohammed, die moslims vaak thuis ter decoratie hebben hangen. Je kunt verder ‘Bismillah’ in een aantal verschillende handschriften laten zien en eventueel afbeeldingen van oude koranfragmenten.
Koran
Het is ondoenlijk om hier een goede indruk van de hele Koran (Qor’ān) te geven. De Koran is gedurende 23 jaar in stadia geopenbaard, vaak naar aanleiding van concrete situaties, maar de volgorde waarin de verzen nu zijn gerangschikt zijn niet chronologisch. Globaal is de volgorde van oud naar nieuw, maar er is ook op onderwerp gegroepeerd en hoofdstukken (soera’s) bevatten vaak fragmenten uit verschillende periodes. Globaal is er een driedeling te herkennen in voorschriften, profetenverhalen (die grotendeels teruggaan op de Bijbel), en krachtige, korte soera’s die als mantra’s of bezweringen werken en vaak verwijzen naar het leven na de dood. Pas een aantal jaren na de dood van Mohammed – volgens sommige historici pas enkele honderden jaren later – zijn alle fragmenten verzameld en gerangschikt. De Koran is vooral een luistertekst** met een bijzondere poëtische klank die betovert, ook als je de taal niet verstaat. Het Arabisch van de Koran is sowieso moeilijk te doorgronden en verschilt sterk van de spreektaal. De tekst bevat vaak meerdere betekenislagen en lang niet alles is zonder esoterische kennis te begrijpen. In de Koran zelf staat dat er passages zijn die eenduidig zijn, en passages die ‘verhuld’ zijn – voor meerdere uitleg vatbaar. Ik heb de indruk dat daar voor iedere gelovige een persoonlijke boodschap in verborgen zit. Als Mohammed de openbaringen ontving, was hij vaak hevig geëmotioneerd, voelde hij zich koortsig en transpireerde hij soms hevig, wat sceptici aanleiding heeft gegeven te veronderstellen dat hij epilepticus was. Vermoedelijk hoorde hij geen Arabische woorden, maar ‘vertaalde’ hij wat hij van binnenuit ervoer in de poëtische taal van zijn tijd. (De Arabieren kenden een hoogstaande traditie van verhalen in dichtvorm die mondeling werden doorgegeven.) Een versregel heet ‘ayah’ (mv. ayaat), wat ‘teken’ betekent. Hetzelfde woord wordt gebruikt voor ‘tekenen’ in de natuur en in gebeurtenissen die op goddelijke aanwezigheid wijzen.
Soera al-Alaq – de bloedklonter (96:1-5)
Wat mij betreft zijn er vier korte soera’s die samen de kern van de Koran aardig weergeven. De eerste vijf versregels van soera al-Alaq worden vrij algemeen aangemerkt als de eerste openbaring. ‘Alaq’ wordt vaak vertaald met ‘bloedklonter’, maar eigenlijk duidt het op iets dat tussen vast en vloeibaar is. Het zou hier, naar analogie van het Bijbelse scheppingsverhaal (dat ook in de Koran terugkomt), dus ook met klei kunnen worden vertaald. Qalam wordt meestal met ‘pen’ of ‘schrijfriet’ vertaald. Ibrahim Abouleish vertaalt het met ‘logos’, wat hier logischer lijkt.
Lees: In de naam van je Heer die schiep.
Die de mens schiep uit klei.
Lees: want edelmoedig is jouw Heer,
Die leerde met het Woord,
Die de mensen leerde wat zij niet wisten.
Iqra: bismi rabbik-alladzie khalaq(a)
Khalaqa al-insāna min `alaq(in)
Iqra: warabbuka-l-akram(u)
Alladzie `allama bi-l-qalam(i)
`Allama-l-insāna ma lam ya`lam
Luisteren: http://quran.com/96
Soera al-Ichlaas – de toewijding (112)
Soera al-Ichlaas geeft heel krachtig de kernboodschap van de Koran weer: God is één, dat wil zeggen dat er slechts één god is – er zijn er niet meerdere – maar ook dat alles één is, dus met elkaar verbonden, van elkaar afhankelijk, holistisch. “Zijn troon strekt zich uit over de hemelen en de aarde” en “Wij zijn hem (de mens) nader dan zijn halsslagader” leert de Koran elders. God is alomvattend, maar dat wil ook zeggen dat alles goddelijk is, heilig. Dit leert ons eerbied voor de schepping, want God openbaart zich in ieder wezen, hoe nietig ook, en zelfs in de dode natuur. God kan dan ook gekend worden door de schepping te kennen. God is tijdloos, zonder begin en einde, zonder ouders en zonder nakomelingen. Moslims aanbidden alleen God, maar hebben eerbied voor de overige geestelijke wezens (malāikat – engelen, en natuurwezens – djinn).
Zeg: Hij Allah is Eén
Allah – de Eeuwige (onafhankelijke)
Niet heeft hij verwekt, noch is hij verwekt.
En niet één is aan hem gelijk.
Qul: huw-Allahu ahad
Allahu s-somad
Lam yalid wa lam yulad
Wa lam yakul-lahu kufuwan ahad
Luisteren: http://quran.com/112
Soera al-Intifaar – de splijting (82:1-5)
Een hoofdstuk dat heel duidelijk naar het leven na de dood verwijst is soera al-Intifaar. Aan het einde der tijden, als het universum vergaat, staan de mensen voor het jongste gericht en wordt geopenbaard wat het leven voor betekenis heeft gehad. Dan worden de graven geopend, komen de doden tot leven en worden de mensen beoordeeld op hun goede en slechte daden, met als consequentie een eeuwig leven in de hel (het vuur) of in het paradijs (de tuin). (Dit hoeft niet per se definitief te worden opgevat. Er zijn passages die erop duiden dat een gestorvene direct na zijn dood wordt ‘beoordeeld’ en in een nieuw leven terugkeert. Wat de mens volgens de beschrijvingen in de Koran in het graf beleeft, lijkt sterk op wat Rudolf Steiner over het Kamaloka meedeelt. De Koran laat het bestaan van reïncarnatie en karma open.) Het is dus zaak je op het leven na de dood voor te bereiden door het doen van goede werken en gebed, zonder echter het aardse leven te verzaken. “Bereid je voor op het hiernamaals alsof je morgen zult sterven, maar werk in het hiernumaals alsof je het eeuwige leven hebt.”
Wanneer de hemel uiteenvalt,
Wanneer de sterren worden verstrooid,
Wanneer de zeeën tot uitbarsting komen,
Wanneer de graven worden omgewoeld,
Zal elke ziel weten wat zij heeft gedaan en wat zij heeft nagelaten.
Ith-assama-ungfatarat
Wa ith-alkawakib-untatharat
Wa ith-albihāru fuddjirat
Wa ith-alqubūru bu`athirat
`Alimat nafsun ma qaddamat wa akhkharat
Luisteren: http://quran.com/82
Soera al-`Asr – de tijd (103)
Soera al-`Asr geeft kernachtig weer wie als moslims (gelovigen) te beschouwen zijn: zij die vertrouwen hebben, het juiste doen, geloven in de waarheid en niet opgeven. Het begrip moslim (degene die zich – uit vrije wil – aan het Hogere onderwerpt) zou je best ruimer mogen nemen dan alleen degenen die de geïnstitutioneerde godsdienst Islam volgen. `Asr is letterlijk de tijd van het namiddaggebed, maar wordt hier meestal vertaald met de stroom van de tijd, de tijd die voorbij gaat. Wa al `asr betekent: Bij de tijd! (een bezwering: bij de tijd, ik zweer dat…).
Deze soera herinnert aan een andere passage, waarin God de bergen (het mineraalrijk) en de bomen (het plantenrijk) het beheer over Zijn schepping aanbiedt. Maar zij weigeren, omdat zij beseffen dat ze in deze enorme verantwoordelijkheid tekort zullen schieten. De mens echter, overmoedig, neemt het aanbod aan. Maar ook de meeste mensen schieten hierin (nog) tekort. Er zijn slechts enkele ingewijden en spirituele leiders die de verantwoordelijkheid werkelijk kunnen dragen.
De islam kent drie stadia van spirituele ontwikkeling: moslim, mu’min en muhsin, vergelijkbaar met de antroposofische begrippen gewaarwordingsziel, verstands-gemoedsziel en bewustzijnsziel. Moslim is degene die zich trouw aan de voorschriften houdt en verder geen vragen stelt. Mo’min is degene die deze tracht te doorgronden en van binnenuit tot het volgen van het juiste komt (je zou dat een leerlingstadium kunnen noemen). Een mohsin is een ingewijde die de geheimen van het leven kent.
Gedenk de tijd.
Waarlijk, de mensen schieten tekort.
Behalve zij die op het goede vertrouwen, die het juiste doen en aansporen tot het ware en niet opgeven.
Wal `asr(i)
Innal insāna lā fie goesr(in)
Illalladhiena āmanoe wa `amiloessōlihāti watawa sauw bil haqqi watawa sauw bissabr(i)
Luisteren: http://quran.com/103
Geloofspraktijk
De islam bestaat uit een aantal morele geloofsplichten die hierboven deels zijn weergegeven, en geloofshandelingen die de Vijf Zuilen worden genoemd.
1. Sjahāda (geloofsbelijdenis): Ik getuig dat er geen god is dan God en ik getuig dat Mohammed Zijn boodschapper is. (Asjhadu lā ilaha il Allāh wa asjhadu ana Muhamadan rasulullāh.) Dit spreekt wel voor zich. Iemand die zich tot de islam bekeert, spreekt deze belijdenis uit in het bijzijn van twee als betrouwbaar bekend staande getuigen, waarmee hij in de gemeenschap van gelovigen is opgenomen. De geloofsbelijdenis wordt dagelijks een aantal malen herhaald in de oproep tot het gebed (salāh, mv. salaat) en in de gebeden zelf.
2. Salāh (aanbidding): vijfmaal per dag (vlak voordat de zon opgaat, even nadat de zon zijn hoogste punt heeft bereikt, halverwege de middag en de avond, na zonsondergang en als de nacht invalt), richten moslims zich in gebed naar Mekka. Voor Nederland is dat ongeveer het zuidoosten. Op deze manier vormen zich cirkels rond het centrale heiligdom, de ka’ba in Mekka, die in een golfbeweging met de zon mee over de aarde strijken.
Op vrijdagen (Jum’ah – dag van de bijeenkomst) verzamelt men zich in de moskee voor een gezamenlijk middaggebed en bij de grote feesten Eid al-fitr (suiker- of dankfeest) en Eid al-adha of Eid al-Kabir (offerfeest of het grote feest) vindt halverwege de ochtend een extra gezamenlijk gebed plaats in de belangrijkste moskee van dorp of stad of in de open lucht.
In de gezamenlijke gebeden toont zich de gemeenschapszin die de islam propageert. We onderhouden niet alleen een relatie met onze oorsprong (verticaal), maar ook met onze medemens en met het dierenrijk, het plantenrijk en het minerale rijk (horizontaal).
De gebedstijden zijn gerelateerd aan de positie van de zon ten opzichte van de aarde. Juist op deze tijden beginnen en eindigen in de planten stofwisselingsprocessen. In die zin vormen de gebeden ook een brug naar de etherkrachten. Ik heb zelf ervaren dat de werking van het gebed vergelijkbaar is met de eerste oefeningen op de weg naar kennis van de hogere werelden die Rudolf Steiner beschrijft. Vervolgoefeningen op deze weg vinden we in de soefi-traditie in het reciteren van de Schone Namen – als dat tenminste met de juiste intentie wordt gedaan, d.w.z. om het hogere zelf te ontwikkelen, en niet om het Ik te verloochenen.
3. Saum (vasten): 30 dagen lang vasten gezonde volwassen mensen verplicht tijdens de maand Ramadān. Er zijn ook vrijwillige vastendagen, zoals de twee dagen van ‘Asjoera, die herinneren aan de uittocht van Mozes uit Egypte, de maandag en de donderdag, de middelste drie dagen van de maand, of, voor de doorzetters, om de andere dag. Vasten betekent niet eten, drinken en geen seks van ca. anderhalf uur voor zonsopgang tot zonsondergang. Op de tijd van het avondgebed wordt het vasten met een feestelijke maaltijd gebroken. De vastenmaand wordt afgesloten met het suikerfeest (Eid al-Fitr of feest van de reiniging) dat bestaat uit een feestgebed in de moskee en familiebezoek. Het vasten is niet alleen een teken van solidariteit met de armen, maar brengt je in een toestand waarin je ontvankelijker bent voor de geestelijke wereld. De poorten van de hel worden gesloten, satan wordt geketend en de poorten van het paradijs staan wijd open. Wie in de maand ramadan sterft, wordt rechtstreeks in het paradijs opgenomen. Ik ervaar deze maand als het leven dat je eigenlijk zou willen leiden, maar dat onder aardse omstandigheden eigenlijk niet vol te houden is. Daarom is vasten ook geen straf, maar een feest.
Een bijzondere nacht is de lailat-ul-qadr, de nacht van de bestemming, “een nacht die beter is dan duizend maanden”. Dit is de nacht dat de Koran in zijn geheel is nedergedaald in de laagste hemel, waar hij als een soort moederboek op een altaar rust, en van waaruit Djibriel (Gabriël) de boodschap beetje bij beetje aan Mohammed overbracht. Welke nacht het precies is, is onduidelijk. Een overlevering zegt: “Zoek deze nacht in een van de oneven nachten tijdens de laatste tien dagen van ramadan.” Over het algemeen wordt aangenomen dat het de 27e nacht van ramadan is. Wie is uitverkoren, ontvangt tijdens deze nacht bijzondere inspiratie of ziet in een droom het gezicht van de profeet.
4. Zakāh (armenzorg): hier toont de islam zijn sociale gezicht. Mededogen en ondersteuning van minderbedeelden is een belangrijk onderdeel van de islam en een middel om slecht gedrag goed te maken. Wie niet vrijwillig geeft (sadaqah), wordt verplicht om jaarlijks 2,5 % van zijn vermogen of 5 tot 10 % van zijn oogst of vee te gegeven aan behoeftigen, weduwen, wezen, pelgrims en ten behoeve van goede werken en het verspreiden van de islam, waaronder het bouwen van een moskee, school, wees- of ziekenhuis.
5. Haddj (bedevaart): wie gezond is en voldoende middelen heeft, is verplicht om eenmaal in zijn of haar leven een pelgrimage naar het heiligdom in Mekka te ondernemen. Behalve een reis vol ontberingen (ook als je met moderne vervoermiddelen reist, wordt je geduld vaak op de proef gesteld omdat de reis meestal niet vlekkeloos verloopt) is het een spirituele reis waarop je met jezelf geconfronteerd zult worden. De rituelen zijn deels voorislamitisch en gedenken episodes uit het leven van Ibrahim, zijn slavin Hagar en hun zoon Ismail, de stamvader van de Arabieren. Het begint met zeven maal rond de Ka’ba, het huis van God dat door Ibrahim en Ismail op aanwijzing van Djibriel gebouwd is, lopen, dan zeven maal heen en weer lopen tussen de heuvels Safa en Marwah, waar Hagar wanhopig naar water voor haar baby zocht toen Ibrahim hen op Gods bevel in de woestijn had achtergelaten. Vervolgens wordt gekampeerd in Mina, waar drie zuilen staan die de plaatsen markeren waar de duivel Abraham en Ismail probeerde over te halen om af te zien van de goddelijke opdracht om Ismail te offeren (in de Joodse traditie is dit Izaak en speelt het zich af in de nabijheid van Jeruzalem). Daarna gaat de tocht naar de vlakte van Arafah en de heuvel Rachma (genade), waar de menigte – tegenwoordig vaak 3 miljoen mensen – de middag in contemplatie doorbrengt. ’s Avonds trekt men dan naar een kloof met de naam Muzdalifa, waar in de open lucht overnacht wordt en waar zevenmaal zeven steentjes moeten worden verzameld, om die de dagen erna naar de zuilen in Mina te werpen als symbolische steniging van de duivel (in jezelf). Het ritueel wordt afgesloten met nogmaals zeven rondes rond de Ka’ba, het scheren van het hoofdhaar en het offeren van een lam of kameel. Gedurende deze hele tijd gaan de mannen slechts gekleed in twee witte doeken, een koord of een eenvoudige riem en sandalen. Vrouwen dragen eenvoudige witte kleding.
Ik hoop dat dit artikel ertoe uitdaagt om de islam een plaatsje in het vrijeschoolonderwijs te geven, voor zover dat nog niet het geval is. Wie hierover met mij van gedachten wil wisselen, is van harte uitgenodigd om contact op te nemen via hjbakker67@online.nl of 06 44 920 544. Ik denk graag mee over hoe je dit onderwerp praktisch in de lessen kunt vormgeven en beschik ook over het een en ander aan beeldmateriaal, verhaalteksten en muziek.
* Paus Urbanus II riep in 1095 op tot een “Gerechtvaardigde Oorlog” met als aanleiding o.a. het bemoeilijken van pelgrimages naar Palestina door Seldjoekse (islamitische) strijders en de vernietiging van de Heilige Grafkerk in Jeruzalem in 1009 door de waanzinnige kalief Al-Hakim (de kerk werd al in 1042 herbouwd!). De eigenlijke reden was echter dat de Kerk haar invloed zag tanen door de afscheiding van de Byzantijnse Kerk in 1054. De paus hoopte met de kruistochten tegen een gezamenlijke vijand zijn gezag te kunnen herstellen.
** Qur’ān is afgeleid van Iqra (voordragen) en betekent dus voordracht of recitatie. De voorlezer heet Qurra. De geschreven vorm van de tekst wordt Mushaf (bladen) genoemd.
Geschreven voor het tijdschrift Vrije Opvoedkunst