Ibrahim Abouleish over islam
door abubakkernl
Hieronder wat fragmenten uit mijn verslag van het Islamseminar met dr. Ibrahim Abouleish in SEKEM in 2008.
De bekende islamitische begrippen moslim, moe ‘min en mohsin, die drie stadia van spirituele ontwikkeling aanduiden, verbond hij met de antroposofische begrippen gewaarwordingsziel, verstands-gemoedsziel en bewustzijnsziel. Iedereen – moslim en niet-moslim – heeft deze drie bewustzijnsniveaus in zich, maar bij de meerderheid van de mensen zijn het tweede en derde stadium nog maar nauwelijks ontwikkeld. De meeste mensen reageren vooral vanuit primaire emoties en kunnen niet op een intellectuele wijze worden aangesproken als het gaat om zaken die buiten hun gewoontevorming, buiten de traditie vallen.
Veel moslims staan bijv. afwijzend tegenover westerse vrijheden en kunnen de westerse wereld uitsluitend als poel van verderf zien, terwijl een aanzienlijk deel van de Europese bevolking de aanwezigheid van moslims als gevaar voor het voortbestaan van Europese waarden ervaart. Op dit niveau is inderdaad sprake van een “clash of civilizations”. Praten zal deze groepen niet nader tot elkaar kunnen brengen. Daar zijn andere middelen voor nodig, die men in SEKEM probeert te ontwikkelen.
De moe ‘min daarentegen is in staat om o.a. culturele en religieuze verschillen opzij te zetten als dat nodig is om bepaalde doelen te bereiken, bijvoorbeeld om zaken te doen of politieke beslissingen te nemen. Echte acceptatie van de ander, waaronder een synthese van denkbeelden, is echter pas mogelijk wanneer de bewustzijnsziel tot ontwikkeling is gekomen, wat volgens Abouleish bij hooguit enkele procenten van de wereldbevolking het geval is.
Islam is volgens Abouleish gericht op ontwikkeling van de mens als individu en als lid van een gemeenschap. Abouleish plaatst het begin van de ontwikkeling van de individualiteit van de mens bij de profeet Ibrahiem (Abraham). Uit de lijn van zijn zoon lzaak ontstonden het jodendom en het christendom. Van de lijn van zijn zoon Ismaïl, die volgens de koran in Mekka opgroeide en geofferd moest worden, horen we een hele tijd niets, totdat Mohammed geboren wordt. De allereerste openbaring die Mohammed via de engel Djibriel (Gabriel) ontving in een grot buiten Mekka, waarin hij zich rond zijn veertigste steeds vaker in meditatie afzonderde, begint met een oproep aan de mensheid om de tekenen van God te ‘lezen’. “Heb je gelezen, dan wordt de Heer tot hoogste bron van inzicht. I Hij onderwijst met de scheppende woordkracht van het schrijfriet. I Hij onderwijst ons wat het weten op de weg naar wijsheid ontbeert.” (koran, soera 96, vers 3-5). Verderop in dit hoofdstuk volgt een openbaring die Mohammed enige tijd later ontving en waarin hij wordt opgeroepen zich bewust te worden van de wezens die in de mens werken: een wezen dat je verhindert een verbinding met de geestelijke wereld aan te gaan, een wezen dat je begeleidt op de weg naar hoger inzicht en een wezen dat de waarheid loochent en zich ervan afkeert (96:9-13).
Bracht Christus de Ik-impuls aan de mensheid, zo bracht Mohammed volgens Abouleish de gemeenschapsimpuls. Inderdaad stichtte Mohammed in 610 AD een gemeenschap in Medina, waarbij de oude familie- en stamverbanden werden doorbroken. Er staat in de koran zelfs dat een Arabier niet beter is dan een ander volk en dat de mensen tot verschillende volken zijn gemaakt ‘om elkaar te leren kennen’. De eerste muezzin was een vrijgelaten Ethiopische slaaf, voordien een onvoorstelbare situatie.
De gemeenschap van Medina werd opgebouwd door leren, samenwerken en rechtvaardigheid in de omgang met elkaar- ook met het joodse deel van de bevolking van Medina. Persoonlijke belangen waren hierbij ondergeschikt aan God (lees: het gemeenschappelijke belang), wat tot uitdrukking komt in de mantra’s “God is de grootste” (Allahoe akbar) en “in naam van God, de schepper, de genadevolle” (Bismillahir- rahmaani-r-rahiem), die moslims bij aanvang van iedere handeling uitspreken.