Geloof (imaan)
door abubakkernl
Het onderstaande is een samenvatting van een lezing die ik in maart 2003 voor een groep jonge Nederlandse moslims gaf.
Geloof is heel persoonlijk. Geloof moet van binnen groeien. De mens is geschapen om Allah te dienen, of je nu in het bestaan van Allah gelooft of niet. Dat is tenminste wat ons als moslims is opgedragen te geloven. Uit ons geloof in het bestaan van onze Schepper vloeit een aantal zaken voort, hetzij door logisch redeneren of via openbaring.
Op de vraag “wat moet ik als moslim geloven” bestaat een eenvoudig antwoord:
Wij zaten naast de Profeet toen een man in witte klederen met geheel zwart haar aankwam. Niets wees erop dat hij van een reis kwam en niemand kende hem. Hij baande zich een weg tussen de aanwezigen en knielde neer voor de Boodschapper van Allah, zoals iemand van ons doet tijdens zijn gebed. De metgezellen keken elkaar aan en zeiden. “Wij herkennen deze man niet!” Zich tot de Profeet wendend zei de onbekende: “Door Allah Gezondene, wat is geloof?” “Dat is”, zei de Profeet, “geloven in Allah, in Zijn Engelen, in de verschijning voor Hem, in Zijn Profeten en in de Opstanding.” “Wat is islam?”, vroeg de man. “Dat is”, antwoordde de Profeet, “Allah aanbidden zonder ook maar iets aan Hem gelijk te stellen, de gebeden verrichten, de zakaat geven en vasten gedurende de maand ramadhan.” … “Het was Gabriël”, zei de Profeet. “Hij is gekomen om u uw religie te onderwijzen.” (Overgeleverd door Umar, vermeld door Boechari)
Op basis van deze hadieth zijn de Rukun imaan en Rukun islaam (zuilen van geloof en zuilen van aanbidding) geformuleerd, te weten:
Rukun imaan: geloof in God, Zijn Engelen, Zijn boodschap(pen), Zijn profeten, wederopstanding en oordeel, in andere versies wordt ook qadha/qadr (lotsbestemming) genoemd.
Rukun islaam: aanbidding van de Ene God (laa ilaha ilAllah), gebed, zakaat, vasten, in andere versies wordt ook de bedevaart genoemd.
Zo eenvoudig is onze religie. Het is echter niet zo makkelijk je met je hele wezen naar deze eenvoudige woorden te richten. De mens zit nu eenmaal vol twijfels en ongeloof en Sjaithan heeft toestemming om die twijfel en dat ongeloof in ons verder aan te wakkeren.
Wij zijn allen ooit tot geloof gekomen, hetzij omdat we in een islamitisch gezin zijn opgegroeid, hetzij omdat we in het Christendom of ons ongeloof iets misten en Allah iets van Zijn Licht in ons hart plantte. Het geloof in de Unieke god Allah staat aan de basis van onze religie. Waar één rechtvaardig persoon het voor het zeggen heeft heersen orde en rust. Waar twee of meer de leiding hebben heerst rivaliteit en liggen twijfel en chaos op de loer. Vanuit de bestudering van de natuurwetten kunnen we tot de overtuiging komen dat God bestaat als Almachtige, Alwetende en Perfecte Schepper van het zichtbare en het onzichtbare (zie bijvoorbeeld Qur’aan 7:54, 21:22).
Als middelaar tussen God en de Mens beschikt God over Engelen, wezens die we niet kunnen zien, tenzij bij hoge uitzondering. Deze wezens zijn evenals de mens geschapen om Allah te dienen, alleen hebben zij niet de mogelijkheid gekregen zich uit vrije wil tot Allah te wenden of zich van Hem af te keren, zoals de mens. Zij kunnen niet anders dan God dienen (zie bijv. Qur’aan 2:177, 69:17, 13:23).
Als we nu in de Ene God geloven, en tot de overtuiging zijn gekomen dat wij Hem moeten dienen, hoe kunnen wij weten wat wij moeten doen? Daartoe heeft God boodschappers tot ons gezonden, bijzondere mensen die Hij heeft uitverkoren als voorbeeld voor de mensheid. Sommigen waren slechts een voorbeeld voor de mensen in hun directe omgeving door hun wijsheid en correcte levenswijze, aan anderen gaf God een Boodschap, een Wet, een tekst die door oprechte volgelingen uit het hoofd werd geleerd en doorgegeven aan latere generaties. Enkele van die boodschappen kennen we nog als Taurah (Thorah), Dzabur (Psalmen van David) en Indjiel (Evangelie). We mogen deze boeken niet als verzinsels afdoen, maar moeten ons wel realiseren dat ze geen geldigheid meer bezitten omdat ze slechts voor een bepaald volk of een bepaalde tijd bedoeld waren en door de heilige Qur’aan vervangen zijn, en omdat de teksten zoals we die nu kennen niet meer zijn zoals ze duizenden jaren geleden geopenbaard werden (zie bijv. Qur’aan 16:36, 4:163-165, 4:136, 3:2).
Tenslotte zond God onze geliefde profeet Muhammad (vzmh) en openbaarde hem de Qur’aan, het heilige boek dat volgens Gods eigen woorden door niemand veranderd zal kunnen worden en zijn geldigheid niet zal verliezen tot aan de Laatste Dag. In dit boek is – na enige studie – alles te vinden wat wij als richtlijn nodig hebben om ons leven in dienst van God te stellen. De Qur’aan geeft de hoofdlijnen, voor de details zijn we aangewezen op de sunnah van de profeet.
Vervolgens dienen we te geloven in qadha/qadr (lotsbestemming, prédestinatie). Qadha en qadr zijn tamelijk moeilijke begrippen. Kort gezegd komt het erop neer dat alles wat wij doen of laten is onderworpen aan Gods wil. Dat lijkt in tegenspraak met de keuzevrijheid die wij hebben om God te volgen of de verleidingen van Sjaithaan. Misschien kun je het zo verwoorden (althans, zo heb ik het voor mezelf begrijpelijk gemaakt) dat wij weliswaar een keuzemogelijkheid hebben gekregen, maar dat de uitkomsten van al onze keuzes al bij Allah bekend zijn. Bij Allah bestaat immers geen tijd! Laat het ons voldoende zijn te geloven dat alles van Hem afhangt; als Hij wil dat iets gebeurt, kan niemand dat tegenhouden, en jouw successen zijn slechts geschenken van Allah. Ben je trots op je prestaties en pretendeer je dat het slechts jouw eigen verdiensten zijn, dan verdien je het vuur (zie bijv. Qur’aan 57:22, 64:11, 9:51).
Daarmee kom ik op de laatste van de zes zuilen van het geloof: het Oordeel op de Laatste Dag. Omdat we die keuzemogelijkheid hebben gekregen, omdat we als rentmeesters of vertegenwoordigers zijn aangesteld op aarde, past het ons dat we ons na afloop verantwoorden. Als alles is afgelopen, als de aarde vernietigd wordt, zullen we voor de Troon moeten verschijnen en zullen we over onze daden ondervraagd worden. Wie zijn talenten verkwist heeft gaat naar links, wie geslaagd is gaat naar rechts. Over wat ons daarna te wachten staat is alleen in beelden iets aan ons duidelijk gemaakt; geen mens kan zich voorstellen hoe het in werkelijkheid zal zijn. Menselijke taal schiet hiervoor te kort (zie bijv. Qur’aan 64:7, 83:4-6, 99:1-6).
Ik heb geprobeerd om heel in het kort enkele basiselementen die voor ons geloof van belang zijn te verduidelijken, maar ik begrijp best dat niet alles voor iedereen even makkelijk te accepteren is. Ieder gaat zijn individuele weg en moet op zijn specifieke terrein strijd leveren. Maar insja Allah ontvangen wij de kracht om door te zetten, ook wanneer we iets maar met moeite kunnen begrijpen. Insja Allah worden we beloond voor onze inspanningen.